Dark Souls II Dagboek - Dag 3: Knokken met een reus

Article
vrijdag, 14 maart 2014 om 17:00
xgn google image
Het avontuur dat je zult beleven in Dark Souls II is voor een groot deel uniek voor jouw personage. Ook wij pakten onze spullen en doken onvoorbereid (tegen beter weten in) de wereld van Dark Souls II in. Lees hier vijf dagen in het leven van een ongelukkige ziel die op zoek gaat naar een geneesmiddel voor zijn Curse.
De mistige deur die voor me staat stuurt een rilling door mijn lichaam. Ik heb meer dan genoeg verhalen gehoord over deze beruchte 'Fog Doors', waarachter de meest vreselijke dingen zich schuilhouden. Ik bekijk mijn uitrusting nog eens goed: een groot cirkelvormig leren schild en een knots, die me beide al meer dan eens uit de brand geholpen hebben dankzij de brute kracht van de één en het grote oppervlak van de ander. Of ik daar nog één hachelijke situatie bij op kan tellen, hangt volledig af van wat er achter die vervloekte deur zit.

Jolly Co-operation!

Ineens bedenk ik me iets: een Human Effigy zou zomaar eens mijn redding kunnen zijn. Met flink wat kracht knijp ik het zeldzame voorwerp kapot, zodat mijn groene lichaam langzaam maar zeker weer een menselijk kleurtje krijgt. Net als mijn benen ook weer een gezond uiterlijk hebben, verschijnt er een lichtgevende tekst op de grond, precies waar ik op gehoopt had. Plechtig raak ik de letters aan,waarna de onleesbare woorden beginnen te draaien en een lichaam beginnen te vormen. Niet veel later kijk ik in de ogen van de vriendelijke ridder die me eerder al goede raad gaf.
Praten met deze witte geest is niet mogelijk, maar met wat handgebaren is snel duidelijk wat de bedoeling is: wat zich schuilhoudt achter die deur, gaat er aan. Hij knikt instemmend waarna we met gebogen hoofd door de mist lopen. Wat er zich vervolgens voor me afspeelt is wat lastig uit te leggen, reuzen zijn namelijk al decennia lang uitgestorven, of tenminste, dat zouden ze moeten zijn. Die verhalen die mijn oma keer op keer vertelde blijken dus onzin, want terwijl ik vluchtig terugdenk aan die ellenlange sprookjes, schuifelt er een reusachtige Giant mijn kant op, met buiten proportioneel lange armen en benen. Waar zijn gezicht zou moeten zitten zit een gapend zwart gat, waar een oorverdovend gekreun uitkomt.

De laatste Giant

De witte ridder lijkt minder onder de indruk te zijn en snelt naar de enkels van het reusachtige wezen toe. Met snelle steken van zijn speer richt hij zoveel mogelijk schade aan, om vervolgens net op tijd weg te duiken voor de neerstampende rechtervoet. Nadat ik hem overeind geholpen heb, focus ik me op zijn andere been, zonder zijn zwiepende armen uit mijn ooghoek te verliezen. Het grote beest mag er misschien indrukwekkend uitzien, maar hij heeft het er moeilijk mee om de twee kleine mensen die zijn tenen aan stukken slaan te pakken te krijgen.
Gefrustreerd grijpt en zwiept hij heen en weer, totdat hij zijn linkerhand met een misselijkmakende ruk van zijn lichaam aftrekt. Zijn ex-linkerhand doet nu dienst al knots, waar hij de witte ridder een onverwacht harde klap mee verkoopt. Zijn harnas maakt een doffe dreun als hij de grond raakt, een geluid dat de reus even afleidt. Ik snel naar de zwaar beschadigde enkels toe en hak en snijd met alle energie die ik nog in me heb op ze in, totdat het wezen schreeuwend in een stofwolk verandert. De reusachtige Soul die hij achterlaat stop ik mijn tas, terwijl de behulpzame witte ridder glimlachend verdwijnt.

Nieuwe knots, nieuwe kansen

Het verslaan van de reus heeft me een belangrijke les geleerd. Als ik de aanvalspatronen van mijn vijanden goed bekijk, dan is het een stuk gemakkelijker om deze te ontwijken. Met een glunderend gezicht vertel ik deze nieuwe strategie aan de blacksmith in Majula, die me met een nors gezicht negeert. Hij is een betere smid dan een prater gelukkig, en met een verbeterde knots loop ik de trap naar een nieuw gebied af, waar een grote vlammende toren op me staat te wachten.