Alwins Avonturen: Op zoek naar Skyrims Dawnguard

Article
donderdag, 28 juni 2012 om 14:00
xgn google image
Zoals velen van jullie ongetwijfeld weten is eergisteren de eerste Skyrim-uitbreiding verschenen, genaamd Dawnguad. En net zoals velen van jullie kan ik niet wachten mij in dit nieuwe avontuur te storten. Maar dat doe ik niet alleen; ik neem jullie mee op mijn avonturen! De komende dagen zullen jullie hier (vrijwel) elke dag een nieuw avontuur van mij kunnen vinden, dus lees snel verder.
"Hee, word eens wakker!" Knipperend gaan mijn ogen langzaam open, begeleid door een intensieve gaap. Over mij gebogen staat mijn vrouw bezorgd te staren. "Hoe lang heb ik geslapen," is het eerste dat ik uit mijn keel weet te persen. "Bijna een maand!" Ik schrik; ik ben langer weggeweest dan de bedoeling was. Er zal vast veel veranderd zijn. Ik bedank het grootgeboezemde gevaarte voor het wekken en loop slaapdronken de voordeur van mijn huisje uit. Nog voordat ik goed en wel m’n beide benen op de grond heb staan, word ik benaderd door een serieus kijkende Orc, die een gesprek met me aanknoopt. Of de opmars van de vampiers me al was opgevallen. Dat ik maar eens naar het fort van de Dawnguard moet gaan, een groep vampierjagers die wel wat hulp kunnen gebruiken. Ik gaap nog eens goed en mompel kreunend: "ik heb nog niets eens ontbeten!"
Toch ga ik op pad. Ik ben immers de uitverkoren drakendoder, leider der huurmoordenaars, dief der dieven en huursoldaat suprême. Vampierjager maakt die lijst titels mooi af. Aangekomen bij een lugubere grot die mij naar het fort moet leiden, ontmoet ik de onzekere Agmaer. De jongeman wil de wereld graag ontdoen van de bloedzuigende bedreiging, maar is vooralsnog niet overtuigd van zijn eigen kunde. Wel van die van mij. Ik loop gezellig met hem op, veer na veer in mijn achterwerk in ontvangst nemend: "jij ziet eruit alsof je al duizenden vampiers heb gedood", "ze moeten wel gek zijn jou niet aan te nemen". Waar hij zijn uitspraken op baseert is mij niet duidelijk, maar bevredigend is het wel.
Voldaan komen we eindelijk aan bij het daadwerkelijke fort en vol goede moed gaan we naar binnen. Daar worden we welkom geheten door de bebaarde Isran, die mij met zijn verrassend diepe stem al gauw van een eerste – en veel te belangrijke – opdracht voorziet; het vermoorden van een flinke groep vampiers die een belangrijk gebouw hebben ingenomen. Dapper ga ik op pad, terwijl Agmaer met Isran achterblijft. Hij heeft de volgende lading veren al ingevet klaarstaan. Terwijl ik vrolijk het fort uithuppel, valt mij het wapen van een toevallige passant op. "Is het een boog? Is het een blaaspijp, is het een periodiek zeer misplaatst geweer?" vraag ik. Nee, het blijkt een kruisboog te zijn, die mijn strijdbroeder zonder aarzelen aan mij overhandigt.
Een kort experiment wijst uit dat de kruisboog erg handig is voor de boogenthousiastelingen onder ons (zoals ondergetekende). Je Archery-vaardigheden blijven bij het wapen geheel intact, maar het projectiel beweegt zich aanzienlijk sneller voort. Heerlijk! Enig nadeel is de iets langere ‘herlaad’-tijd, maar mijn flink geavanceerde boogschuttervaardigheden minimaliseren dit probleem. Een klein dozijn herten en een zielig kijkend hondenlijk later beëindig ik mijn geslaagde experiment en zet ik mijn avontuur voort. De reis voorloopt voorspoedig en na een korte tijd bereik ik de juiste, met vampiers uitpuilende grot.
Binnengekomen word ik begroet door de geur van dood, verderf en – niet geheel ongerelateerd – bloed. Het duurt dan ook niet lang eer de langtandige gedrochten op me afstormen, waarna ik hen op een Matrix-meets-de-trailer-van-de-eerste-Assassin’s Creed-waarin-Altaïr-een-kruisboog-gebruikt-achtige wijze afslacht. Het bloed spat in het rond en ik vul de grot met een woeste brul; de weerwolf in mij geniet. Op deze wijze baan ik mij een weg door de gang, vampiers voorzien van extra luchtgaten en de gang met lijken bedekkend. Uiteindelijk kom ik aan bij een verdacht uitziend plein, waar een aantal vreemd oplichtende pilaren staan. Na het nodige gepruts komt plotseling een beeldschone gedaante tevoorschijn, voorzien van de gele ogen van een vampier en toch de onschuldigheid van een katje op YouTube. Ze geeft aan al tijden gevangen te hebben gezeten en bedankt mij vriendelijk voor mijn dappere – al dan niet onwetende – bevrijdingsactie.
‘Vriendelijker’ wordt het bedankje helaas niet, want ze staat erop meteen naar huis te gaan. Een echte heer als ik ben, vergezel ik haar naar het lieflijke kasteel dat zij thuis noemt. Hier blijkt de Volkihar-clan te wonen, een groep eeuwenoude vampiers die niet zoveel met mensen, sociale conventies of de zon hebben. Binnenkomend aanschouw ik een aantal dames genietend op wat brokken mensenvlees kauwen dat mij een hongerige blik toewerpt. Meer dan een slinkse knipoog krijgen ze niet, want ik ben op een missie. Ik loop dus met straffe pas door naar Lord Harkon, leider van de clan, om mijn vindersprijs in ontvangst te nemen. Het gesprek blijkt echter minder vruchtbaar dan gehoopt: de beste man biedt mij slechts de keuze uit een stevige kus in de nek of het eenmalig zonder kleerscheuren verlaten van het kasteel, waarna ik permanent als ‘prooi’ wordt gemarkeerd. Een moeilijke keuze en mijn antwoord is dan ook diplomatiek: "ik slaap er nog een nachtje over. Ik laat het jullie morgen weten".

Populair Nieuws